Orgels /
Haarlem / Waalse Kerk/Église Wallone
Begijnhof, Haarlem
Kerk
Het
Haarlemse Begijnhof dateert uit 1262. Pastoor Arent van Sasseheim schonk zijn
huis, erf en boomgaard aan de gemeenschap van Begijnen in Haarlem. Hier werden
circa vijftig woningen, vijf gemeenschappelijke woningen, een kerk, een bakhuis,
een slachthuis en poorthuis. Dit onderkomen voor de gemeenschap van vrouwen die
een religieus en kuis leven leidden, ging bij een grote standsbrand in 1576 in
vlammen op. Eén huis is bewaard gebleven.
De Begijnenkerk werd rond 1350 gebouwd en is daarmee na de Janskerk uit 1318 de
oudste kerk van Haarlem. Deze kerk kreeg aan de westzijde een toren. Het
koorgedeelte dateert waarschijnlijk uit de tweede helft van de 15e
eeuw. De sacristie aan de noordzijde van de kerk kreeg een bijzonder houten
hanggewelf.
Op 2 juni 1505 werd door Adrianus van Appeltern, bisschop uit Utrecht het
beeldje van Maria van Haarlem ingewijd. Jaarlijks werd een rondgang met dit
beeld door de stad gemaakt en dit beeld is als enige Maria van Haarlembeeld in
de stad bewaard gebleven.
De kerk heeft de brand in 1776 overleefd. Twee jaar later kwam echter een grote
ommekeer in het leven van de Begijnen: op 29 mei 1578 vielen tijdens het
middaggebed – de noon – soldaten de St. Bavo op de Groote Markt binnen en
sloegen in op de gelovigen. Mensen werden onder de voet gelopen, een priester
werd neergeschoten en kerkgangers beroofd. Hierna volgde een beeldenstorm die
grote schade veroorzaakte. De bisschop wist de stad te ontvluchten. Deze
Haarlemse Noon was het begin van de Reformatie waarbij de Begijnenkerk door de
Staten van Holland werd gecofisqueerd en aan Haarlem geschonken. Dit was bedoeld
als compensatie voor de schade van het Spaanse beleg in de periode 1572-1573. De
koorkerk werd toegewezen aan de Franstalige protestanten die daar vanaf 1586 hun
diensten hielden in hun eigen taal.
Opmerkelijk is dat juist in de buurt van de voormalige Begijnen thans de
raamprostitutie van Haarlem te vinden is. Het verhaal gaat echter dat na de
Reformatie veel nonnen voor de prostitutie kozen, omdat dit de enige manier was
om in leven te blijven. Ook is een mogelijke verklaring dat het Begijnhof bewust
werd ‘onteerd’ door er een prostitutiegebied van te maken.
De Franstalige of Waalse Gemeente groeide in de 17e eeuw sterk toen
de vervolging van de Franse protestanten sterk toenam. Met het intrekken van het
Edict van Nantes ontnam de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV in 1685 de
protestanten hun laatste restje geloofsvrijheid. De Hugenoten vluchtten naar
Nederland, waarbij zich ongeveer 1500 tot 2.000 Franse in Haarlem vestigden.
Rond 1690 waren er in Haarlem zeven Franstalige predikanten.
Oorspronkelijk was het een kerk met bovenzaal, maar mogelijk al voor 1730 is het
middenschip verbouwd tot kosterswoning. In dit jaar werd namelijk een bescheiden
orgel in de kerk geplaatst. De gemeente werd in deze tijd ook snel kleiner,
doordat het nageslacht van de Hugenoten Nederlands leerden en zich aansloten bij
Nederlandstalige Kerken. De Waalse Gemeente bleef bestaan als een kleine kerk
voor de elite die die Franse taal en cultuur in stand wilde houden. Eveneens in
de 18e eeuw zijn de vensters van het koorgedeelte van de kerk
vervangen door nieuwe exemplaren.
In 1921 is de kerk gerestaureerd door J.P. Antonietti en in 1931 volgde weer een
restauratie. Hierbij werden de oorspronkelijke achterschotten van de banken
hersteld evenals de ingangspartij.
In de periode 1955-1961 heeft de kerk haar laatste restauratie ondergaan.
Hierbij zijn de noord- en zuidgevel hersteld. Daarnaast is de zaal onder het
orgel gewijzigd. In het koor zijn diverse jaren geleden waardevolle
muurschilderingen aangetroffen.
Thans is de Waalse Gemeente / Église Wallonne te Haarlem een bijzonder kleine
gemeente van enige tientallen leden die eens in de twee weken kerkdiensten
houdt.
Eerste ogel
Zie voor een beschrijving van het eerste orgel in de
Waalse Kerk in Haarlem, het
Witte Kerkje in Holysloot, waar het tegenwoordig
staat.
Huidige orgel
Rond 1800 voldeed het
Van Giessen-orgel uit 1730 niet meer in de Waalse Gemeente. Men besloot een
nieuw orgel te laten bouwen door Johann Caspar Friederichs. Hij bouwde een
instrument met 16 stemmen, verdeeld over twee klavieren in Rococostijl. Het
pedaal bezat geen zelfstandige stemmen maar was aangehangen. Bij de bouw
gebruikte Friederichs nog enkele oude stemmen van Van Giessen uit 1730. Dit zijn
de Holpijp 8’, Roerfluijt 4’ en Quint 3’ van het hoofdwerk. Op het bovenwerk nam
Friederichs de Gemshoorn 4’ en Roerfluit 4’ van Van Giessen over. Daarnaast zijn
de metalen pijpen van de Bourdon 16’ van Strumphler uit de 18e eeuw
afkomstig.
De orgelmaker Johan Caspar Friederichs moet hebben samengewerkt met de Goudse
orgelmaker Hermanus Hess. Het front van
het orgel lijkt dan ook wel op orgelfronten van Hess. Hess verbouwde in 1791 het
16e eeuwse Van Covelens-orgel uit de
Grote- of Sint Bavokerk en
plaatste het in de Nieuwe Kerk in
Haarlem. Beide orgels vertonen sterke overeenkomsten. Er bestaat een
ontwerptekening van het Friederichs-orgel waarbij de ornamentiek sterk
verschilt. De wangstukken waren gedacht als eenvoudige voluten met bovenin een
rechthoekige meander. Dit werden uiteindelijk ranke slingers met uitbundige
slingers en bloemen. De kas werd op het ontwerp met drie vazen bekroond, maar
bij de uitvoering werd de middelste vervangen door een wijzerplaat met slingers.
Dit is waarschijnlijk naar voorbeeld van het orgel in de
Nieuwe Kerk gedaan. Ondanks dat de
blinderingen erg schetsmatig op het ontwerp zijn aangegeven, zullen zij soberder
zijn gedacht dan ze uiteindelijk zijn geworden. De uitbundige decoratie voor de
speeltafel is even weelderig uitgevoerd dan zij ontworpen was.
Adviseurs bij de bouw waren P. van Lee en J. Enschedé vanuit de kerkenraad van
de Waalse Gemeente. Het instrument werd op 28 augustus 1808 gekeurd door de
Haarlemsen organisten P. Hoogstraaten en J.P. Schumann.
In 1840 voerde Balthazar Jan Gabry, de leerling van
Friederichs, een reparatie uit aan het orgel. In 1825 overleed Friedrichs. B.J.
Gabry en Johan in der Mauer zetten in eerste instantie het bedrijf voort als
compagnons. Gabry richtte niet lang daarna een eigen firma op, die tot 1935
bleef bestaan. Naast een reparatie van het Friederichs-orgel in de Waalse kerk,
reinigde hij het gehele instrument.
A.M.T. van Ingen plaatste in 1874 een stem extra op het bovenwerk. Deze Viola di
Gamba 8’ is zeer waarschijnlijk afkomstig van zijn leermeester Hermanus
Knipscheer. Het gehele bovenwerk werd in een zwelkast geplaatst en voorzien van
een tremulant. Daarnaast plaatste van Ingen een Fagot 16’ en Schalmei 4’ op het
pedaal. Ook werden de spaanbalgen vernieuwd door een magazijnbalg.
Nadat A.M.F. van Ingen pedaalregisters heeft toegevoegd en/of vernieuwd, voerde
zijn zoon in 1924 twee jaar na de dood van zijn vader enige
dispositiewijzigingen uit. De Fagot 8’ van het hoofdwerk werd vervangen door een
trompet 8’ en op het bovenwerk moest de Dulciaan 8’ plaats maken voor een Vox
Humana 8’.
Nadien is het orgel ingrijpend gewijzigd, maar het is niet bekend in welk jaar
en welke orgelmaker dit heeft gedaan. Deze werkzaamheden hebben in ieder geval
plaats gevonden omgevormd tot Fluit 2’. De Open Fluijt 2’ zal hier dus bij zijn
verdwenen. Als laatste is de kas overgeschilderd.
In 1964 nam een grondige restauratie van het Friederichs-orgel door D.A.
Flentrop een aanvang. De oorspronkelijke dispositie werd hersteld, waarbij alle
tongwerken evenals de Fluit 2’ van het bovenwerk werden vernieuwd. De Viola di
Gamba 8’ die in 1875 was geplaatst, werd gehandhaafd. Tenslotte heeft Flentrop
het pedaal uitgebreid met transmissie-stemmen van het hoofdwerk en werd de kas
in de originele kleurstelling geschilderd. Op 25 juni 1965 werd het
Friederichs-orgel opnieuw in gebruik genomen.
Rond de millenniumwisseling behoefde het orgel opnieuw groot onderhoud. In 2001
startte Henk van Eeken uit Herwijnen met een restauratie waarbij Hans van
Nieuwkoop en Wim Diepenhorst als adviseur optraden. Onder meer de tongwerken uit
1964 werden vervangen, op de Dulciaan 8’ van het bovenwerk na. De stemringen van
alle tongwerken werden wel allemaal vernieuwd. Op de plaats van de Schalmei 4’
van het pedaal is een Trompet 8’ gekomen.
De restauratie werd na forse vertragingen in juli 2008 afgerond.
Tijdens de start van het Internationaal Orgelfestival op 12 juli 2008 werd het
Friedrichs-orgel in gebruik genomen met een concert door Kees Huges, de huidige
Organiste Titulaire d’Église Wallonne te Haarlem.
Huidige dispositie van het Friederichs-orgel (1808): |
|||
Hoofdwerk: |
Bovenwerk: |
Pedaal: |
Werktuiglijke registers: |
Bourdon 16' |
Holpijp 8' |
Bourdon 16' - transmissie |
Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk |
Prestant 8' |
Viola di Gamba 8' |
Prestant 8' - transmissie |
Koppel Pedaal-Hoofdwerk |
Holpijp 8' |
Gemshoorn 4' |
Holpijp 8' - transmissie | Koppel Pedaal-Bovenwerk |
Octaav 4' |
Roerfluit 4' |
Octaaf 4' - transmissie |
Tremulant |
Open Fluijt 4' | Quint Gedackt 3' | Open Fluyt 4' - transmissie | |
Quint 3' | Open Fluijt 2' | Fagot 16' | |
Super Octaav 2' | Dulciaan 8' | Trompet 8' | |
Mixtuur IV sterk | |||
Cornet IV sterk disc. | |||
Trompet 8' |