Orgels / Haarlem / Nieuwe Kerk
Nieuwekerksplein, Haarlem

Kerk


In 1485 gaf de parochiepastoor van de Grote- of Sint Bavokerk toestemming om bij het klooster van het Annaconvent van de zusters Franciscanessen een kerk te bouwen. Dit klooster is bij het beleg van Haarlem in 1572 en 1573 ernstig beschadigd en daarna afgebroken.
In 1581 is de Sint Annakerk in gebruik genomen door de Hervormden en in 1613 is tegen de kerk een nieuwe toren
in Hollandse Renaissance stijl gebouwd door de Haarlemse stadsarchitect Lieven de Key.
Aangezien de Sint Annakerk in slechte staat verkeerde en te klein werd, werd besloten een nieuwe kerk te bouwen. Er werd een prijsvraag uitgeschreven, waarbij van de vijf bouwmeesters die meedoen, Jacob van Campen won. Hij bouwde de Nieuwe Kerk naar
voorbeeld van de tempel van Jeruzalem, zoals men die zich in de 17e eeuw voorstelde. In 1649 is de kerk officieel in gebruik genomen.

Orgel
 
Foto 1: Tekening van het Gerrits-orgel tussen 1545 en 1738 in de Grote- of Sint Bavokerk, met op de achtergrond het Van Covelens-orgel.


                                                                                                                                                   Foto 4: Pedaalpijpwerk uit 1904, opgeslagen in de Grote- of Sint Bavokerk.

Het orgel voor de Nieuwe Kerk in Haarlem werd door Jan van Covelen in 1523 gebouwd voor de Grote- of Sint Bavokerk en in de katholieke tijd eigendom van de Onze Lieve Vrouwe Broederschap. Het instrument werd boven de ingang van de sacristie in de zuidelijke kooromgang geplaatst.

Dispositie van het voormalige Van Covelens-orgel (1523):

Principaalwerk:

Onderwerk

Borstwerk

Bovenwerk Pedaal

Prestant 8'

Trompet 8'

Kromhoorn 8'

Fluit 8' Trompet 8'

Octaaf 4'

 

Regaal 8'

Fluit 3'  

Mixtuur

 

  Fluit 1 1/2'  

Scherp

 

 

Sifflet 1'  

In 1562 werd de Kromhoorn van het Borstwerk door Allart Claesz de Kromhoorn 8’ vervangen door een Quintadeen 8’.
In 1588 werd bij werkzaamheden door Peter Jansz. de Swart de Trompet 8’ van het Onderwerk vernieuwd.
In de jaren 1637-’39 werd het orgel hersteld door de orgelmakers Galtus en Germer van Hagerbeer. Mogelijk is een later vermelde Sexuialter bij deze gelegenheid aangebracht.
Twintig jaar na de invoering van de orgelbegeleiding bij het zingen van de psalmen in protestantse erediensten, werd het Van Covelens-orgel in 1661 door Jacobus van Hagerbeer naar het schip van de kerk verplaatst. Het kreeg nu achter de preekstoel een plaats. Hier kon het beter aan zijn taak voldoen.
In 1658 voerde Van Hagerbeer een grote verbouwing uit waarbij de kas werd vernieuwd onder toezicht van stadsbouwmeester Jan de Bray. De oude renaissance/gotische kas werd vervangen door / verbouwd tot een barok meubel met onder meer een nieuwe, grotere speelkuip.
Na de voltooiing van het Müller-orgel in 1738 kreeg het Van Covelens-orgel een rerserve-functie.
Het orgel werd in 1791 door Hendrik Hermanus Hess naar de Nieuwe Kerk in Haarlem overgebracht. Jaren later verhaalde Joachim Hess nog dat hij vol ontzag de springladen van het oude Van Covelens-orgel aanschouwde voor deze in stukken werden geslagen. Bij deze overplaatsing werd het bestaande hoofdwerk en borstwerk veranderd in een opbouw van hoofdwerk en bovenwerk. Een groot gedeelte van het 16e eeuws pijpwerk werd verwerkt in het hoofdwerk.
Op 30 oktober 1791 nam men het orgel in de Nieuwe Kerk in gebruik
.
In 1815 plaatste Johann Caspar Friederichs een Quintadeen 8' op het orgel, afkomstig van het Van Giessen-orgel uit 1730 dat tot 1808 in de Waalse Kerk in Haarlem stond en sinds 1997 in het Witte Kerkje in Holysloot staat.
Zijn leerling, H.H. Knipscheer wijzigde het Van Covelens/Hess-orgel in de Nieuwe Kerk in 1862 fundamenteel: hij plaatste het Borstwerk als Bovenwerk en stelde het pedaal op aan weerszijden van de orgelkas tegen de kerkmuur. Op het pedaal plaatste hij een Subbas 16'.
De firma Gabry werkte in 1886 en 1904 aan het orgel. In 1904 breidde deze firma het pedaal uit met drie stemmen.
Het orgel is in 1958 door de Gebroeders Van Vulpen ingrijpend verbouwd, hierbij geadviseerd door Lambert Erné namens de Hervormde Orgelcommissie. Het zou de eerste fase moeten zijn van een totale herbouw, maar dit plan is nooit voltooid. Slechts het nieuwe hoofdwerk kwam gereed. Het pedaal bleef ongemoeid en het bovenwerk werd gesloopt, terwijl ruimte voor een borstwerk gereserveerd werd. Het grootste deel van het verwijderde pijpwerk werd bij Van Vulpen in Utrecht bewaard
In 1985 heeft Van Vulpen het instrument opnieuw gerestaureerd en het concept van 1791 hersteld. Adviseur bij de restauratie was Klaas Bolt, organist van de
Grote- of Sint Bavokerk, in samenwerking met Jan van Biezen. Op 3 oktober 1985 werd het opnieuw in gebruik genomen met een concert door Klaas Bolt.
In 1994 plaatste Van Vulpen drie nieuwe pedaalregisters, in plaats van drie stemmen uit 1904.

Dispositie van het Van Covelens/Hess-orgel (1523/1791):

Hoofdwerk:

Bovenwerk:

Pedaal:

Werktuiglijke registers:

Bourdon 16'

Holpijp 8'

Subbas 16'

Koppel Hoofdwerk-Bovenwerk

Prestant 8'

Quintadeen 8'

Octaaf 8'

Koppel Pedaal-Hoofdwerk

Roerfluit 8'

Fluit 4'

Octaaf 4' Koppel Pedaal-Bovenwerk

Octaav 4'

Picolo 2'

Trompet 8'

 
Nagthoorn 4' Flageolet 1'    
Quint 3' Vox Humana 8'    
Super Octaav 2'      
Gemshoorn 2'      
Tertiaan 1 3/5'      
Mixtuur III-IV sterk      
Cornet IV sterk disc.      
Trompet 8'      

Terug naar boven