Orgels /
Hoofddorp / Sint Joannes de Doperkerk
Kruisweg 1073,
Hoofddorp
Kerk
Na de drooglegging van de Haarlemmermeer in 1852 werd vanuit het Bisdom Haarlem besloten een parochie te stichten in Kruisdorp (vanaf 1868 Hoofddorp geheten). Op 24 mei 1860 werd een nieuwe Rooms Katholieke Kerk aan de Kruisweg in gebruik genomen. De kerk was gebouwd onder leiding van architect Th. Molkenboer.
Orgel
Situatie tussen 1951 en 2001. © De Orgelvriend, november 2002
Het elektronicum, zoals dat sinds 2001 voor de orgelkas staat
Nadat enkele jaren van een klein orgel - vermoedelijk een harmonium - gebruik was gemaakt, kreeg in december 1867 de Brusselse orgelmaker Joseph Kerkhoff de opdracht een orgel te leveren aan de Sint Joannes de Doperkerk in Hoofddorp. Vermoedelijk was het instrument al grootendeels gereed, want al in mei of juni 1868 werd het instrument in de kerk geleverd. Samen met het orgel in de kerk van Sint Gummaruskerk in Steenbergen (verwoest in 1944) was dit het enige instrument dat Joseph Kerkhoff in Nederland bouwde.
Oorspronkelijke dispositie van het Kerkhoff-orgel (1868): |
||
Hoofdwerk: |
Positief: |
Pedaal: |
Bourdon 16' |
Salicionaal 8' |
Aangehangen |
Montre 8' |
Voix Celeste 8' - vanaf cis' | |
Bourdon 8' |
Bourdon 8' | |
Prestant 4' |
Mélophone 4' |
|
Flute 4' |
Hautbois 8' | |
Nasard 3' | Werktuiglijke registers: | |
Doublette 2' | Manuaalkoppel | |
Trompette 8' | Koppel Pedaal-Hoofdwerk |
Na het overlijden van
Kerkhoff in 1873 werd het orgel in onderhoud gegeven bij orgelmaker A. van Ingen
te Amsterdam. Deze plaatste in 1905 een Viola di Gamba.
Plannen om het orgel te restaureren, werden in 1944 op advies van Albert de
Klerk uitgesteld, in afwachting van 'betere tijden'. Overigens ging De Klerk er
vanuit met een Loret-orgel van doen te hebben.
Uiteindelijk vond de restauratie in 1951 plaats door de firma Koot & Zonen,
Orgel- en Pianomakers te Haarlem. De klavieren (aan de rechterzijde van de
orgelkas) werden vernieuwd en het pijpwerk en de windladen werden hersteld. Op
het pedaal werden twee registers geplaatst op een elektrische windlade, waarvan
vijf registers werden afgeleid. Op het hoofdwerk werd een Mixtuur II-III sterk
geplaatst, op het positief een Nasard 3', een Nachthoorn 2' en de Hobo 8'
discant werd gecompleteerd. De toonhoogte werd een halve toon verhoogd tot a1 =
44o Hz, waarbij voor de meeste registers een nieuwe pijp voor de hoogste toon
moest worden bijgemaakt. Albert de Klerk adviseerde hierbij.
Omdat het orgel rond de eeuwwisseling in slechte staat begon te verkeren, werd
het in 2001 buiten gebruik gesteld. Pontificaal voor het orgel werd een
elektronisch orgelimitaat geplaatst. Wegens de te hoge kosten, werd van
restauratie afgezien en is het binnenwerk en de speeltafel van het orgel
verkocht aan de Sint Adelbertuskerk
in Haarlem. Daar wordt het materiaal gebruikt voor een nieuw orgel. De
orgelkas van het Kerkhoff-orgel is ingekort, zodat het front nu vrijwel tegen de
torenwand staat en er meer ruimte op de zangtribune is ontstaan. Het valt te
betreuren dat dit unieke instrument voor Nederland - en zeker voor de
Haarlemmermeer - niet is behouden.
Dispositie van het Kerkhoff-orgel (1868) vanaf 1951 tot 2001: |
||
Hoofdwerk: |
Positief: |
Pedaal: |
Bourdon 16' |
Salicionaal 8' |
Sousbasse 16' |
Montre 8' |
Voix Celeste 8' - vanaf cis' | Oktave 8' |
Viola di Gamba 8' |
Bourdon 8' | Bourdon 8' |
Bourdon 8' |
Mélophone 4' |
Quintbasse 6' |
Prestant 4' |
Nasard 3' | Oktave 4' |
Flute 4' | Nachthoorn 2' | |
Nasard 3' | Hautbois 8' | Werktuiglijke registers: |
Doublette 2' | Manuaalkoppel | |
Mixture II-II sterk | Koppel Pedaal-Hoofdwerk | |
Trompette 8' |